Een atlas van de tuindorpen van Nederland
Op Oostblog heb ik mijn coming out nog niet gehad, maar voor wie me volgt op de sociale kanalen mag het geen verrassing zijn: ik ben bezig met een nieuw boek, en het gaat niet over brutalisme. Alweer bijna 2 maanden geleden tekenden Bart van Hoek, Marti Huetink – directeur-uitgever van WBooks – en ik een contract voor een nieuw boek dat, papiertekorten en boekenhatende politici daargelaten, half 2026 uitkomt. Het is nog even wachten dus, op die ongetwijfeld prachtige ‘Atlas van de tuindorpen van Nederland’.
Een deel van het sterrenteam van ‘Bruut, atlas van het brutalisme in Nederland’ doet weer mee: Bart van Hoek die Bruut tot een waarachtig fotofestijn maakte en het fijnzinnige vormgeversduo Haico Beukers en Marga Scholma. En ikzelf natuurlijk, en Marti van WBooks.

Het is even wat anders dan brutalisme en Oostblokarchitectuur, die tuindorpen. Knusse dorpse baksteenarchitectuur, geen imposant betonnen geweld. Geen bouwkundige monumenten maar arbeiderswoningen. Geen individuele gebouwen maar woonwijken. Geen Corbusiaanse pilotis maar poortjes.
Ik heb er altijd al een zwak voor gehad, die wijkjes met hun soms Amsterdamse Schoolachtige charme, de baksteenversieringen, het vele groen, de kronkelige wegen. Ik woon vlakbij twee fraaie Utrechtse tuindorpen: de De Lessepsbuurt en Elinkwijk.
De verhalen van de geschiedenis van de tuindorpen zijn vaak bijzonder en geven een bijzonder tijdsbeeld. De huisvestingssituatie van de arbeider was eind negentiende eeuw abominabel; ze woonden op elkaar gepakt in krotten, huurkazernes en vochtige kelders. Er was een groot tekort aan goede woningen – ook toen al – wat door de sterke groei van de industrie werd versterkt. Met de komst van de Woningwet van 1901 en de daarop volgende stichting van honderden woningcorporaties kon de verheffing van de arbeider dan eindelijk gestalte krijgen met de bouw van ruime kwalitatief hoogwaardige arbeiderswoningen. Dit werd de start van onze sociale woningbouw, en na 100 jaar vallen nog steeds veel tuindorpwoningen onder de sociale huur. Alles werd in die jaren uit de kast getrokken om de verelendung tegen te gaan, want op een communistische revolutie zoals in de Sovjet-Unie zat niemand hier te wachten.

Voor de industriëlen die betrokken waren bij de bouw van tuindorpen voor hún arbeiders ging het idealisme gepaard met een flinke scheut eigenbelang. In een Batadorp, Philipsdorp of Heveadorp was er grote controle op de arbeiders mogelijk, de goede woonomtandigheden – met een eigen volkstuin – leverden bovendien betrouwbare en productieve arbeiders op.
De arbeiderswoningen waren volledig ingericht op de hoeksteen van de samenleving: het gezin. Alleenstaanden kwamen te wonen in gezellenwoningen die opvallend vaak in fraaie poortgebouwen werden gehuisvest. Poorten is wel echt een ding in de tuindorpen. Hieronder vind je een fraaie collage van poortjes die ik afgelopen maanden heb gefotografeerd.
Ook gerenommeerde architecten als Berlage, Cuypers en Van Eesteren ontwierpen tuindorpen. Zeker bij de grotere exemplaren werd veel zorg besteed aan de publieke gebouwen: torentjes, baksteenversieringen, erkers, poortjes. Als bewoner hoefde je je (tuin)wijk niet meer uit. In alles was voorzien: school, recreatie, cultuur, ontmoeting, werk, winkels.
Behalve die publieke gebouwen geeft de knusse baksteenarchitectuur van de woningen en het vele groen de tuindorpen een romantisch fotogeniek karakter. Dat is wel op voorwaarde dat de bewoners hun kliko’s, scooters en fatbikes niet vol in het zicht zetten en hun tuindorptuinen niet betegelen en omheinen met schuttingen.

Inmiddels heb ik tientallen tuindorpen bezocht en heb me helemaal ondergedompeld in de wondere wereld van de tuindorpen. Vele kende ik al, het is niet van gisteren op vandaag dat ik me in tuindorpen interesseer. En ik ben niet de enige: toevallig heeft ook Museum het Schip binnenkort een tentoonstelling over tuindorpen en is de website worldgardencities.com gelanceerd.
Op Oostblog doe ik vanaf heden verslag van mijn tuindorpavonturen. Wees niet bang, ook over brutalisme en Oost-Europareizen blijf ik schrijven. Om de overgang van brutalisme naar tuindorpen voor mijzelf en voor jullie niet al te groot te maken, is het eerste tuindorp waarover ik hier verslag doe Betondorp.
Meehelpen met de tuindorpenlijst?
Onze longlist van tuindorpen – oud, nieuw, verdwenen, verlept, in bloei – is inmiddels uitgedijd tot bijna 150 exemplaren, waarvan ongeveer de helft het boek zal zien. De longlist vind je via onderstaande link in Google docs. Zijn we tuindorpen vergeten? Laat het weten door aan te vullen in de lijst, of neem contact op.



















Leuk onderwerp. Ik ken Tuindorp in Hengelo omdat een kennis van me daar woonde. Het is begin 20e eeuw door de 1e eigenaar van Stork Machinefabriek aangelegd om z’n arbeiders te huisvesten. Het moest een kopie zijn van een Engelse volkswijk die had gezien tijdens een bezoek. Middelpunt v.d wijk is het Tuindorpbad wat nog steeds wordt gebruikt door de bewoners die het vrijwillig bijhouden. Van Stork zelf is weinig meer over maar in de gloriejaren was het de grootste werkgever in de regio.
LikeGeliked door 1 persoon
T Lansink is dat, een van de best gelukte tuindorpen van Nederland! Ik was er eerder die jaar. Ik heb me er nog niet in verdiept maar is vast een interessant verhaal om eens in te duiken!
LikeLike
Hey Martijn,
Wat super leuk!
In Hilversum is ook een wijkje van/voor voormalig Philips-medewerkers. Het Philips-gebouw zelf stond jaren leeg en is nu opvang. Maar in het wijkje met kleine huisjes wonen nog steeds mensen. Dit pareltje kwam ik toevallig tegen met wandelen. Zie attachment. Met maps kun je door het wijkje heen heen wandelen. Het is om de hoek bij de nieuwbouwwijk en natuurgebied Anna’s Hoeve.
Groetjes, Henk.
LikeGeliked door 1 persoon
Ha Henk, dank voor de tip! Klinkt interessant. Die moet wel in t boek worden genoemd.
LikeLike
Jaaaa! We kunnen wel een jaartje vooruit met nog 50 tuindorpen te gaan! 😚
LikeLike