Vlakbij het hotel waar ik begin juni 2019 verblijf in Chisinau, de hoofdstad van Moldavië, kom ik bij mijn eerste wandeling langs de Casa de Cultură. Dat moet een Kulturpalast zijn, denk ik, maar nee, het is de Faculteit der Schone Kunsten van de Staatsuniversiteit van Moldavië. Heden geen voorstelling, maar de brede trap noodt me richting de open deur. Een vriendelijke mevrouw vindt het prima als ik wat rondkijk en foto’s neem. Anders had ik toch mooi de in pasteltinten geverfde muren, de kristallen kroonluchters en de reliëfs als toefjes slagroom gemist.

Het Casa de Cultură staat vlakbij het oude stadion van Chisinau, dat is gebouwd in ouderwetse Stalinstijl. Ook dit gebouw oogt neo-classicistisch met bogen, zuilen en een imposante entree. Het interieur is adembenemend authentiek. Symmetrische kroonluchters met veel kristal, roomdividers in krullerig metaal, zuiltjes van het quasi-korintische soort en reliëfs als toefjes slagroom.
Hoe armer een land, hoe meer de tijd stil lijkt te staan door het chronisch ontbreken van de middelen om de boel te verpesten. Het is dezelfde nogal cynische en westerse blik die ik ook ervaar als ik bijvoorbeeld in het Marokkaanse Atlasgebergte rondtoer en zie hoe daar terraslandbouw wordt bedreven, prachtig kleinschalig, met ezeltjes zo volgeladen, en die boeren, zo mooi verweerd, levend in huisjes die uit elkaar vallen van ellende. Authentiek, fotogeniek, maar hoe graag willen die mensen daar niet weg?

Armoede is vaak een prima conservator. Als Nederland in de achttiende en negentiende eeuw wat rijker was geweest, was een groot deel van de indertijd in deplorabele toestand verkerende binnensteden gesloopt. Die prachtige historische centra waar de toeristen, ware er geen corona, massaal op afkomen.
Armoede is weliswaar goed voor behoud, maar niet voor onderhoud. In Chisinau zie je genoeg gebouwen, schoonheden uit vervlogen tijden, die zo verloederd zijn, en vaak ook zo groot, dat afbraak de enige optie is, maar wel een optie die oneindig wordt uitgesteld.

Als ik op een latere wandeling weer langs het Casa de Cultură a Universității de Stat din Moldova loop en het achtergelegen omheinde terrein betreed, hoor ik de verwaaide klanken van een hoempa-blazerskwartet – trombone, tuba, saxofoons – die ergens vanboven op me neerdalen. Het klinkt prachtig, dit concert dat voor niemand is bedoeld.
Enig speurwerk op het wereldwijde web leert mij dat de Casa de Cultură de volksdansacademie van Moldavië huisvest, waar deze aloude traditie wordt onderwezen. Op de video’s op Facebook staan groepen jongemannen en -vrouwen gezellig in klederdracht te hossen op livemuziek. Nou ja, het is heus meer dan hossen. Je ziet duidelijk dat er keihard geoefend is.
De edele kunst van het volksdansen bleef ook in socialistische tijden razend populair in Oost-Europa, en zeker op de Balkan. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de ernstige crisis die daarop volgde in de voormalige Sovjetrepublieken en de landen die het Oostblok vormden, raakte ook het volksdansen in verval. Leegloop van dorpjes, armoede, andersoortig vertier… De dood in de pot voor dit soort dorpse fratsen. Armoede is een prima conservator maar kan ook heel goed tradities om zeep helpen. Gelukkig is er de volksdansacademie van Chisinau.
